top of page
Zoeken

Een overheid is geen bedrijf—maak er één van, en de democratie verdwijnt

  • Foto van schrijver: Frame out
    Frame out
  • 5 mrt
  • 7 minuten om te lezen

Elk jaar keren bedrijven recordwinsten uit. Dit jaar is geen uitzondering: de 1200 grootste bedrijven ter wereld keerden 6,6% meer dividend uit dan vorig jaar. En toch blijven werkenden afhankelijk van toeslagen, terwijl de economie groeit. Klinkt als een gezond systeem, toch?


Want stel je voor dat we werknemers gewoon eerlijk betalen—de heilige economie zou instorten! Beter pakken we hun geld af en geven het in bureaucratische kruimels terug. Zo lijkt het net hulp, terwijl alles draait om aandeelhouders. Nu willen sommigen de overheid ook zo runnen. Klinkt efficiënt, toch? Zelfs Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank, zei dat lonen best 5 tot 7 procent kunnen stijgen. Maar zodra werkenden dat eisen, is het ineens ‘gevaarlijk voor de inflatie’. Winst mag altijd stijgen, lonen nooit.


Neoliberalisme: de onzichtbare hand die alles fijnknijpt

De onzichtbare hand die alles fijnknijpt. Zo belanden we bij het neoliberalisme: Margaret Thatcher en Ronald Reagan gaven het een gezicht, maar het zit overal—van zorg tot onderwijs. Privatisering en marktwerking zouden welvaart brengen door concurrentie en keuzevrijheid, maar in de praktijk verschoof de macht van burgers naar bedrijven, terwijl essentiële voorzieningen steeds meer werden gestuurd door winst in plaats van publieke belangen.


Tot de jaren ’80 speelden vakbonden en sociale voorzieningen een sleutelrol in het verkleinen van ongelijkheid. Van na de Tweede Wereldoorlog tot de jaren ’70 – een periode van lage ongelijkheid – stonden vakbonden sterk en groeiden sociale vangnetten. Collectieve onderhandelingsmacht zorgde voor hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden. Progressieve belastingen en publieke voorzieningen herverdeelden inkomen. Dit leidde tot de “Great Compression:” een bloeiende middenklasse en een krimpende loonkloof.


Critici waarschuwden al vroeg voor de groeiende ongelijkheid die neoliberalisme met zich mee zou brengen, maar de markt luistert niet. Dus blijft het draaien, harder, sneller, tot alleen de winnaars nog mee mogen doen. Dit beleid resulteert in uitverkoop: ziekenhuizen worden bedrijven, onderwijs een product, wonen een investering. De markt krijgt vrij spel, tot het misgaat—dan staan overheden klaar om banken te redden, bedrijven te steunen, subsidies te geven.


Socialisme voor de rijken, kapitalisme voor de rest. Ondertussen worden sociale voorzieningen gesloopt onder het mom van ‘zelfredzaamheid’. De vrijheid waar het ooit om draaide? Die geldt alleen als je het kunt betalen. Thatcher en Reagan verkochten staatsbedrijven, duwden prestatie-indicatoren door en sloegen vakbonden kapot. De lonen stagneerden, de loonkloof groeide. Nieuw-Zeeland verloor zijn egalitaire karakter door winstgedreven overheidsdiensten die sociale garanties afbraken; burgers werden klanten, efficiëntie ging boven inspraak. Ook Nederland verzelfstandigde in de jaren ’90 overheidsdiensten zoals de NS en PTT/KPN. De overheid ging sturen op output en kengetallen, waardoor processen efficiënter werden, maar de democratische controle afnam.


In de VS leidde de “business government”-aanpak onder Donald Trump tot corruptie, vriendjespolitiek en de uitholling van instituties. De overheid functioneerde deels als zijn privébedrijf, met grote schade voor de democratische rechtsstaat. Dit model verwaarloost het algemeen belang. Winstdenken maakt essentiële maar onrendabele diensten kwetsbaar: zorg, infrastructuur, onderwijs. In Engeland faalden geprivatiseerde waterbedrijven door gebrekkige investeringen en zwak toezicht. Burgers voelen zich steeds minder eigenaar van hun overheid, wat het democratisch vertrouwen ondermijnt. Marktlogica in de politiek vergroot ongelijkheid en verzwakt de publieke zeggenschap.


En altijd klinkt daar het sprookje van trickle-down economics. Geef de rijken meer ruimte, minder belasting, minder regels, en hun succes zal neerdruppelen naar de rest. Maar het sijpelt niet, het blijft hangen aan de top. De belofte van een stijgende vloed die alle boten optilt, blijkt in de praktijk een storm die sommigen de lucht in blaast en de rest laat zinken. Toch blijft het sprookje leven. Hoop verkoopt. En zolang de markt regeert, blijft de machine draaien—op volle kracht, over iedereen heen.


De derde doodlopende weg

Terwijl rechts het neoliberalisme omarmde, koos links niet voor verzet, maar voor aanpassing—de derde doodlopende weg. Vanaf de jaren ’90 omarmden Bill Clinton, Tony Blair, Wim Kok en Gerhard Schröder delen van de neoliberale agenda.


Privatiseringen en liberaliseringen werden voortgezet, zij het met een socialer randje.

Deze koers vervreemdde veel traditionele achterban, vooral arbeiders. Linkse partijen weken nauwelijks af van centrumrechts in economisch beleid. Sociologe Stephanie Mudge stelt dat zij neoliberale ideeën overnamen en hun band met arbeiders verzwakte. Dit creëerde ruimte voor populisme, vooral op rechts.


Trump, Le Pen, Wilders, Orbán en de Brexit-beweging groeiden door hun anti-establishmentretoriek en kritiek op globalisering. Mainstream links zoekt een nieuw verhaal na jaren van neoliberaal pragmatisme. Ondertussen heeft radicaal-rechts geprofiteerd van de leegte die ontstond. De perceptie dat links radicaler is geworden, komt grotendeels door opgeblazen debatten over ‘woke’ en ‘cultuurmarxisme’. 


Het probleem is niet rijkdom – het probleem is macht

Terwijl links zoekt naar een nieuw verhaal, wat deels slaagt door klimaat en Oekraïne, vult radicaal-rechts het vacuüm met simplistische vijandbeelden. Maar de kern van het probleem is niet rijkdom—het is macht, en wie die in handen heeft. Elke keer als iemand kritiek heeft op deze gang van zaken, volgt het standaardverweer: “Jullie zijn gewoon jaloers op succes!” Maar dat is het punt helemaal niet. Het probleem is niet rijkdom, maar hoe die wordt verdeeld. Winst wordt geboekt ten koste van anderen, en de mensen die het werk doen, hebben er geen stem in.


Elke keer als iemand kritiek heeft op deze gang van zaken, volgt het standaardverweer: “Jullie zijn gewoon jaloers op succes!” Maar dat is het punt helemaal niet. Het probleem is niet rijkdom, maar hoe die wordt verdeeld. Winst wordt geboekt ten koste van anderen, en de mensen die het werk doen, hebben er geen stem in. Niemand zegt dat iemand die een bedrijf begint geen geld mag verdienen. Maar een systeem dat alleen werkt voor de top en de rest dwingt om bij de overheid te bedelen voor bestaanszekerheid, functioneert niet. Een economie waarin bedrijven recordwinsten maken terwijl werkenden afhankelijk zijn van toeslagen, is geen systeem – het is een scam.


Landen met sterke vakbonden en uitgebreide verzorgingsstaten, zoals Scandinavië, kennen nog steeds de laagste ongelijkheid. In landen waar neoliberalisme ver is doorgevoerd, zoals de VS, VK en Nieuw-Zeeland, groeide de ongelijkheid explosief.

Toch is er verzet: stakingen nemen toe, vakbonden winnen terrein, en de COVID-19-pandemie heeft het belang van sociale zekerheid opnieuw onderstreept. Economen benadrukken dat het versterken van vakbonden en publieke voorzieningen cruciaal is om de toenemende ongelijkheid te keren.


De vraag is niet of dit systeem eindigt, maar hoe lang het nog doormoddert voordat de wal het schip keert. Neoliberalisme beloofde vrijheid, maar gaf ons schulden, onzekerheid en een steeds diepere kloof tussen rijk en arm. De rekening voor deze uitverkoop van de samenleving wordt uiteindelijk betaald – de vraag is alleen door wie.


Macht zonder tegenmacht is tirannie

Grote bedrijven beheersen niet alleen de economie, maar ook de politiek. Zonder tegenmacht drukken ze lonen, beïnvloeden ze regelgeving en ondermijnen ze democratische besluitvorming. John Kenneth Galbraith introduceerde het concept “countervailing power”: zonder tegenwicht—zoals vakbonden, concurrentie of de overheid—kantelt de macht volledig naar een kleine elite.


Neoliberalisme ondermijnt de democratie. Groei van ongelijkheid vergroot de invloed van elites, terwijl regeringen hun beleidsruimte verliezen. Martin Gilens en Larry Bartels tonen aan hoe extreme welvaartsconcentratie politici minder responsief maakt. Friedrich Hayek steunde Augusto Pinochet om marktlogica boven democratie te stellen. Bram Mellink en Merijn Oudenampsen laten zien hoe vroege neoliberalen parlementaire controle bewust omzeilden: "de economie is te belangrijk voor de politiek."


Waarom bleef dit systeem lang in balans? Omdat vakbonden, sociale voorzieningen en wetten een tegengewicht boden. Maar nu die structuren systematisch worden afgebroken, zien we wat er echt gebeurt als de markt vrij spel krijgt: de overheid wordt zélf een bedrijf. En bedrijven zijn niet democratisch. Ze dienen winst, niet burgers.


Wat gebeurt er als de overheid zichzelf als bedrijf ziet?

Een democratische staat kan bedrijven reguleren via wetten, belastingen en publieke diensten. Mededingingsregels bevorderen eerlijke concurrentie, belastingen op winsten dragen bij aan herverdeling en publieke sectoren waarborgen basisvoorzieningen. Maar dat werkt alleen als de overheid onafhankelijk blijft en niet wordt geïnfiltreerd door bedrijfsbelangen.


Neoliberalisme verkocht zichzelf als het recept voor vrijheid en welvaart. Maar nu rechts ziet hoe dit systeem de Amerikaanse overheid opslokt, groeit misschien het besef waarom links al decennia waarschuwt. Wat met de overheid gebeurt, gebeurt ook bij bedrijven: macht concentreert zich aan de top, gewone mensen raken hun stem kwijt.

Wanneer de overheid opereert als een bedrijf, verdwijnt die tegenmacht.


Onder Donald Trump functioneerde de staat als een verlengstuk van private belangen: regelgeving werd uitgehold, belastingvoordelen gingen naar de rijken en publieke diensten werden afgebroken. De Amerikaanse ervaring laat zien wat er gebeurt als een overheid bedrijfslogica volgt: groeiende ongelijkheid, uitgeklede publieke voorzieningen en een elite die zichzelf verrijkt.


Zodra de macht volledig in handen van een kleine groep ligt, verandert de wetgeving. Niet om burgers te beschermen, maar om de elite te vrijwaren. Wetten worden herschreven om bedrijven en miljardairs te beschermen. De rest van de bevolking raakt afhankelijk van staatssteun en corporate goodwill. Dit is geen bijwerking van het systeem—het ís het systeem. Tijd om dat te erkennen—en te breken met de leugen dat de markt zichzelf corrigeert.


Word wakker voordat het te laat is

In een bedrijf is er geen democratische controle. De top beslist, de rest voert uit. Werknemers kunnen klagen, maar zonder een vakbond of wetgeving die hen beschermt, blijft dat roepen in het luchtledige. Dat is precies wat er nu met de Amerikaanse overheid gebeurt. Regels en rechten verdwijnen, de macht schuift steeds verder naar een kleine elite, en iedereen die protesteert, wordt als een ‘staatsvijand’ gezien.


Het idee dat de overheid ‘slanker en efficiënter’ moet worden, betekent in de praktijk dat burgers steeds minder inspraak hebben en steeds afhankelijker worden van de grillen van een elite die geen verantwoording hoeft af te leggen. Dit gaat niet langzaam, maar razendsnel. Dit is geen theoretisch probleem. Dit is geen ‘ver van ons bed’-show.


In Europa worden dezelfde neoliberale principes nog steeds gepusht. Nog steeds wordt de illusie verkocht dat een overheid die als een bedrijf werkt, beter is voor iedereen. Maar kijk naar Amerika. Kijk naar wat er gebeurt als de overheid (of vakbond) geen democratische tegenmacht meer is, maar een verlengstuk van het bedrijfsleven. We hebben nog een kans om deze koers te keren. Maar dan moeten we niet wachten tot het te laat is.


De Amerikanen staan als burger tegenover hun baas: de staat. Protesteren of staken? Beter van niet. Voor je het weet, behandelt de overheid je als een opstandige werknemer en ‘ontslaat’ je als burger. En zonder ‘vakbond’ of andere organisatie die je beschermt, ben je overgeleverd. Dit is geen fout in het systeem, dit is het systeem.


Macht hoopt zich op waar tegenmacht ontbreekt. Zonder begrenzing veranderen markten in monopolies, democratieën in oligarchieën en burgers in onderdanen. De spelregels zijn allang herschreven door degenen die al wonnen—en zolang we ons laten wijsmaken dat dit de natuurlijke orde is, blijft de ongelijkheid groeien.


Dit is geen abstract debat, geen academische discussie over economische modellen. Dit is een existentiële keuze. Willen we een democratie die werkt voor mensen, of een staat die draait voor bedrijven? Dat is de vraag. En als we te lang blijven wachten, is het antwoord niet meer aan ons.


Bronnen:


















Recente blogposts

Alles weergeven

Kommentare


bottom of page