top of page
Zoeken

Een toga vergeeft, zolang jouw overhemd stralend wit is

  • Foto van schrijver: Frame out
    Frame out
  • 3 apr
  • 7 minuten om te lezen

Sinds 1 juli 2024 is seks zonder instemming eindelijk strafbaar in Nederland. Geen revolutionair idee, gewoon het bijbenen van het Verdrag van Istanbul — waarin verkrachting allang draait om geen instemming, niet om zichtbaar verzet of geweld. Hoog tijd, maar blijkbaar nog steeds een schok voor wie vindt dat zwijgen hetzelfde is als ja zeggen.


Maar zelfs deze stap — juridisch noodzakelijk, moreel overduidelijk — dreigt te verzuipen in een systeem dat niet mee verandert. Organisaties als het Centrum Seksueel Geweld, Amnesty en Rutgers slaan alarm: zonder uitbreiding van de politiecapaciteit blijft de wet een dode letter. Zedenzaken stapelen zich nu al op bij een onderbezette recherche, en de vrees is dat deze wet slachtoffers slechts valse hoop biedt als de uitvoering uitblijft. Een lege belofte verpakt als vooruitgang. Alsof je een brandblusser installeert in een huis zonder waterdruk.


Zelfs nu de cellen volstromen en korte straffen aantoonbaar averechts werken, blijft justitie vasthouden aan dat daders ritueel gestraft moeten worden — tenzij je natuurlijk verkrachter bent met een net cv. Dan volstaat therapie, een blanco strafblad of, zoals bij rechter C.G. van de Grampel, een vonnis van zes maanden voor verkrachting of vrijspraak wegens “onvoldoende steunbewijs”. In dit systeem is seksueel geweld vaak geen misdaad, maar een bewijsprobleem — zolang je maar weet hoe je moet praten.


Gerard Spong zag echter een ander probleem. Hij deed in de documentaire Blauwe Ballen en andere verkrachtingsmythes van Sunny Bergman de uitspraak: “Sinds 1 juli zijn alle mannen proefkonijn. Tenminste alle seksueel actieve mannen, laat dat zo zijn. Jij hebt natuurlijk net, zoals ik, ontzettend veel zedenzaken, verkrachtingszaken. Wat mij altijd opvalt in die zaken is dat vrouwen, als het gaat om man-vrouw verhoudingen, dat vrouwen zich toch snel laten verkrachten. Ze geven gauw hun verzet op.”


Net als jullie voel ik de behoefte om deze advocaat te groeten met een stoel. Sommige juridische bijdragen vragen nou eenmaal om zwaarder meubilair dan alleen argumenten, maar laten we als een chirurg ontleden wat niet deugt aan zijn uitspraken. Niet dat wij Spong gaan overtuigen, maar mogelijk wel mensen die denken dat dit argument hout snijdt. Wat Spong doet is geen duiding, maar doorspoelen: alsof we terug zijn in de tijd waarin vrouwen zich vooral niet goed genoeg verzetten. Geen verkrachting dus, maar falend vrouwelijk optreden. De dader verdwijnt uit beeld, het slachtoffer krijgt de schuld — alsof dat ooit uit de mode is geweest. Alsof instemming meetbaar zou zijn aan de hand van fysieke tegenstand, terwijl juist de nieuwe wet expliciet breekt met dat verouderde criterium.


Spong praat over ‘verzet’ alsof je tijdens een verkrachting rustig kunt kiezen tussen gillen of bevriezen. Maar zo werkt trauma niet. Uit een Zweeds onderzoek uit 2017 blijkt dat 70% bevriest — niet uit instemming, maar omdat het lichaam op slot slaat. Geen keuze, geen toestemming. Psychologisch onderzoek toont aan dat het lichaam in extreme stresssituaties — zoals bij seksueel geweld — instinctief kan bevriezen, een oermechanisme dat niets met instemming te maken heeft. Gewoon overleven. Alsof overleven geen daad van verzet kan zijn.


Recent is in Leuven een student gynaecologie schuldig bevonden aan verkrachting, maar een celstraf bleef uit. De reden is dat zowel privé als professioneel een talentvol en geëngageerd persoon blijkt te zijn. De rechter bevestigde expliciet dat hij seks had met een vrouw die door dronkenschap niet in staat was in te stemmen, maar vond het toch gepast hem te sparen. Verbijsterend genoeg mag hij verder studeren, met slechts een voorwaardelijke schaduw over zijn strafblad en €3500. Hij is vrijgesproken, terwijl haar littekens levenslang zijn.


Het is precies dit soort casus waar de nieuwe zedenwet voor bedoeld is: seks met iemand die lichamelijk of geestelijk onmachtig is — bijvoorbeeld door alcohol — wordt expliciet strafbaar. Maar zoals hoogleraar straf(proces)recht Jeroen ten Voorde al aangaf, ligt het bewijsprobleem als een blok op de borst van diezelfde wet. De regels veranderen nauwelijks. Het blijft draaien om “percepties achteraf”: wat dacht de één, wat dacht de ander? En dus hangt alles af van geloofwaardigheid, van de interpretatie van dronkenschap, van de vraag: stond hij nog boven de feiten, of was hij zelf ook te ver heen om te weten wat hij deed? Het morele kompas van de rechter wordt zo doorslaggevender dan de grenzen van het slachtoffer.


In Gent kreeg een man die een vrouw in zijn radiostudio anaal verkrachtte geen straf, maar een kans. Therapie, geen drugs, en als hij zich twee jaar netjes gedraagt, blijft zijn strafblad brandschoon. In Brussel vroeg het parket in een gelijkaardige zaak zelfs opschorting van straf omdat de dader volgens hen al genoeg geleden had — niet door de rechtbank, maar door wat ze een “lynchpartij op sociale media” noemden. Zijn naam was gedeeld, zijn adres bekend. En dus, zo redeneerde justitie, was het leed wel in balans. Wat hier écht wordt gewogen, is niet het geweld, maar het ongemak van de man. De reputatieschade weegt zwaarder dan de anale penetratie.


Het Nederlandse strafrecht doet zich voor als blind, maar kijkt opvallend vaak de andere kant op als de verdachte een witte bloes draagt en netjes praat. Uit het grootschalige onderzoek van De Groene Amsterdammer en Investico blijkt glashelder: verdachten met een lage opleiding en migratieachtergrond worden bij dezelfde misdrijven tot drie keer vaker veroordeeld tot onvoorwaardelijke celstraffen. 


En wie dacht dat dit een kwestie van toeval was, kan zich wenden tot de NRC, waar uit aanvullende analyse blijkt dat mensen die buiten Nederland zijn geboren twee keer zo vaak in strafzaken voorkomen dan je op basis van bevolkingsaantallen zou verwachten. Niet omdat ze twee keer zo crimineel zijn — maar omdat de strafrechtketen vanaf de eerste selectie systematisch gekleurd is. Zoals persrechter Jacco Janssen het zei: “Ik zie geen klasse.” Tja. De aarde is plat.


Spongs woorden passen perfect in een juridisch klimaat waar welbespraakte daders als ‘talent’ worden gezien — niet als misbruikers. Stel je voor: in de beugels bij een toekomstige gynaecoloog die is vrijgesproken vanwege zijn ‘talent’. ‘Het kan wat pijn doen, mevrouw.’ Natuurlijk, dokter grensoverschrijding. ‘Even de kogeltang erbij, zodat ik er goed bij kan.’ Hoeveel verzet moeten we tonen tijdens het plaatsen van een spiraaltje, Gerard? Moeten we gaan schoppen met een kogeltang in de vulva? Spong verdedigt geen rechtsstaat, maar de vanzelfsprekendheid van mannelijke macht.


Mishandel je als jongen uit het Gooi een taxichauffeur? Dan mag je naar huis. Doe je dat als Somalische Nederlander? Tien maanden zitten. Dat heet geen toeval — dat heet klassenjustitie. Voor slachtoffers geldt dezelfde logica: hoe lager je sociaal kapitaal, hoe minder geloofwaardig je verhaal. Een zwarte vrouw zonder vaste baan zal in de rechtszaal vaker gezien worden als 'moeilijk', 'wraakzuchtig' of 'promiscue' — stereotiepe frames die al decennia doorwerken in het oordeel van politie, justitie en media.


Rechters noemen het “maatwerk”, maar dat maatwerk hakt opvallend vaak uit naar beneden. Wie werk, woning en wederhelft kan inbrengen, krijgt mildheid. Wie weinig te verliezen heeft, krijgt straf. Niet omdat het bewijs sterker is, maar omdat de empathie zwakker is. Klassenjustitie is geen uitzondering — het is de norm in toga.


De rechterlijke macht, zo blijkt uit gesprekken in het onderzoek, zit muurvast in wat cultureel antropoloog Sinan Çankaya het “stadium van halsstarrig ontkennen” noemt. Niet leren, maar terugduwen. Niet reflecteren, maar terugkaatsen. Zolang de magistratuur zichzelf blijft zien als verheven boven vooroordelen, blijft de realiteit buiten beeld: dat de rechtspraak niet losstaat van klassen- en kleurendynamiek, maar er diep door doordrenkt is.


In precies dat systeem — waarin een witte student gynaecologie na verkrachting wegkomt met een waarschuwing, en een Somalische jongen tien maanden cel krijgt voor een vechtpartij — beweert Spong dat “vrouwen zich snel laten verkrachten” en mannen “proefkonijnen” zijn. Daarmee miskent hij niet alleen trauma, maar bevestigt hij een rechtspraak die zachter oordeelt over wie welbespraakt en netjes gekleed is. Want stel je voor dat iemand die bewezen heeft de macht te misbruiken zijn talent verkwanseld. Zoals wanneer een rechter oordeelt dat een vrouw die terugbelde ‘kennelijk nog contact zocht’, terwijl diezelfde actie bij een man als 'poging tot herstel' wordt gezien.


Onschuldig totdat het tegendeel is bewezen geldt in theorie voor verdachten — maar in de praktijk geldt het vaker voor daders uit het juiste milieu dan voor slachtoffers zonder macht. Voor hen werkt het precies omgekeerd: ze moeten bewijzen dat ze écht niks konden doen om het te voorkomen. Dat ze zich verzetten, schreeuwden, trapten, alles deden wat het script van 'de geloofwaardige vrouw' vereist — en dan nóg is het vaak niet genoeg. Eén verkeerde blik, één onhandige zin, één herinnering die afwijkt, en je staat ineens niet meer in de rechtszaal als slachtoffer, maar als verdachte van overdrijving.


En precies daar kruipt het systeem: tussen het oordeel en de norm, tussen hoe iemand zich gedraagt en hoe men vindt dat je je had móeten gedragen. Het strafrecht is geen neutrale machine. Het is een spiegelpaleis waarin privilege en vooroordelen worden vermomd als redelijkheid. Wat Spong doet, is dat paleis bewaken. Met het cynisme van een man die weet dat zijn toga bescherming biedt. Zijn uitspraken zijn geen juridische interpretatie, maar ideologisch onderhoudswerk: een onderhoudsbeurt aan een rechtssysteem waarin mannen met macht nog steeds vaker de hand boven het hoofd gehouden wordt — en slachtoffers hun hoofd moeten buigen om gehoord te worden.


De rechtstaat wordt niet nu pas gesloopt nu de nette mensen van stand last hebben van Wilders en Marjolein Faber. Hij kraakt al jaren — bij ieder slachtoffer dat zichzelf moet bewijzen, bij iedere verdachte die wordt gestraft op basis van afkomst of accent. Wat Spong verdedigt, is geen rechtsorde, maar het comfort van een systeem dat altijd de juiste man spaart.


Dus nee, mannen zijn geen proefkonijnen. Vrouwen waren al decennialang het testobject: hoeveel geweld, ongeloof en vernedering kun je verdragen voordat iemand je gelooft? Deze wet draait dat eindelijk om. En dat voelt voor sommigen als onrecht — omdat ze nooit gewend zijn geweest dat het recht ook voor ánderen geldt. De wet is niet perfect, maar ze verschuift eindelijk het morele zwaartepunt: van het slachtofferschap naar de verantwoordelijkheid van de dader. En wie daar zenuwachtig van wordt, heeft misschien te lang geprofiteerd van het omgekeerde.


 
 
 

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page