top of page
Zoeken

Een vriendelijke klootzak mag van de Nederlanders Wilders zijn beleid uitvoeren

  • Foto van schrijver: Frame out
    Frame out
  • 7 dagen geleden
  • 5 minuten om te lezen

Nog geen twee op de drie PVV-stemmers spreken momenteel hun vertrouwen uit in Wilders — slechts 62 procent, zo wijst onderzoek van het RTL Nieuwspanel uit. Opiniepeiler Gijs Rademaker zegt: "Zijn harde standpunt over de lintjesdiscussie hielp niet. 'Geert Milders' is op dit moment ver weg." 


Rademakers vervolgt: "Daar zagen we echt die harde houding van Wilders. 'Milders' is de afgelopen tijd ver te zoeken. Een deel van deze nieuwe PVV-stemmers is wel vóór strengere immigratieregels, maar staat niet achter die harde toon van Wilders."


En dat blijkt. Onder nieuwe kiezers ligt het vertrouwen zelfs op 56%. De mensen die zich lieten verleiden door de zachtere verpakking — door ‘Geert Milders’ die ineens handreikingen deed, die zijn usual suspects niet bij naam noemde — voelen zich nu betrapt met een stem op iets wat ineens toch weer klinkt als de PVV van weleer. De realisatie dringt door: het verschil zit niet in het beleid, maar in de verpakking. En precies dat maakt de cognitieve dissonantie zo genadeloos.


Zolang de vluchtelingen maar fatsoenlijk verzuipen op zee en we geen dakloze arbeidsmigranten op een bankje zien slapen, is er niks aan de hand mensen. Wilders zijn grootste probleem is namelijk dat hij het niet academisch genoeg formuleert. Nu voelt een deel van het electoraat zich tamelijk ongemakkelijk bij het besef dat ze op een fascistische partij hebben gestemd, en slaat de cognitieve dissonantie genadeloos toe.


Laatst nog: Henri Bontenbal houdt een reeks voordrachten onder de noemer ‘Naar een fatsoenlijk land’, kopte NRC. Alsof het probleem is dat we niet netjes genoeg zijn — niet dat kinderen opgroeien als functionieel analfabeet door de extra bezuinigingen op het onderwijs, waar Bontenbal ‘fatsoenlijk’ aan mee heeft gewerkt. Nee, wat echt telt is als iemand ‘fuck’ gaat roepen in de 2de kamer, jongens. Fatsoen moet je doen, hè Balkenende


Het Rood Vooruit manifest maakte het zo bont om na het punt “Meer fatsoen, minder onverschilligheid“ nog “Wie hier niet hoort, hoort hier niet, maar wie bescherming nodig heeft, krijgt die” en “Minder verzorgingsstaat, maar transitie naar meer hulp bij zelfredzaamheid” uit hun toetsenbord te rammen. Laat iedereen vrij en keihard vallen, maar noem mij geen klootzak, want dat is pas echt onaardig.


Het is de oude truc: beleid inkleden in acceptabele taal. Want dan lijkt het geen geweld, maar een beleidsmaatregel. Zoals bij het boerkaverbod uit 2019, officieel het “gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding”. Wilders eiste het in 2005, het kabinet-Rutte III voerde het uit. Niet uit islamhaat, o nee — vanwege ‘openbare orde’ en ‘veiligheid’. Of kijk naar de kostendelersnorm, het inperken van de bijstand, het ontmoedigen van gezinshereniging. Wilders-ideeën, VVD-uitvoering, PvdA-dekking. Zonder het vuilbekken, maar met dezelfde gevolgen.


Vroeger was alles beter — vooral de hypocrisie. Eerst joegen Mark Rutte, Lodewijk Asscher en Fred Teeven ons collectief op stang: pak de fraudeurs! Weg met de profiteurs! De jacht op de ander als morele plicht. De toeslagenaffaire was geen systeemfout, maar beleid dat volgens de letter werd uitgevoerd. En toen de ruïnes zichtbaar werden, stonden ze vooraan om te roepen hoe vreselijk het allemaal was — Asscher, ‘uit fatsoen’ — alsof het hen was overkomen, als een regenbui in mei.


En Rutte? Die werd in 2007 al veroordeeld voor het aanzetten tot etnisch profileren van Somaliërs. Teeven? Die bleef Dolmatovs dood rechtpraten, zelfs toen bleek dat de man ten onrechte was opgesloten, ten onrechte was uitgezet, ten onrechte was vergeten. Maar als je het netjes opschrijft, en zegt dat je het "betreurt", dan geldt het als voldoende. Fatsoen als ontsnappingsroute.


Maar laten we vooral niet te eerlijk zijn over waar die haat vandaan komt. Want stel je voor: dan moeten we ophouden met wijzen en beginnen met kijken. In spiegels. Naar onszelf. Naar dat deel van de samenleving dat elke insinuatie over ‘zij’ – de luie, de liegende, de profiterende ander – gretig als waarheid omarmde. Niet omdat het waar was, maar omdat het lekker voelde. Omdat vijanddenken makkelijker is dan verantwoordelijkheid.


En als dat klopt? Dan moeten we misschien iets veranderen. Ons gedrag, onze denkbeelden, onze trots. Maar dat is natuurlijk vloeken in de kerk van de nette Nederlander. Want dat is pas echt onfatsoenlijk: jezelf bevragen. Nee, we houden het liever bij dat obligate zinnetje — ‘zo gaan we niet met elkaar om’ — terwijl we ondertussen exact zo met elkaar omgaan. Alleen dan net iets schofteriger. Met een teflon glimlach en een moreel hooghartige ‘toon van het debat’. Strak in het pak, handen schoon, handen af van de waarheid.


Het blijft een meesterlijke omdraaiing: zodra je zegt dat de toon geen zak verandert aan het beleid, ben jij ineens de moraalridder. Niet degene die hardvochtig beleid in zijden woorden wikkelt, maar degene die dat benoemt, krijgt het stempel ‘deugpronker’. De fatsoensetiketten plakken niet op wie schade aanricht, maar op wie daar herrie over durft te maken.


Sorry dat ik zo cynisch ben, maar dit land drijft op de wat je niet ziet, is er niet-mentaliteit. Moreel comfort als nationaal exportproduct. Daarom vinden we dierenmishandeling acceptabel — zolang het leed zich achter de klapdeur van een slachthuis afspeelt, hoeft niemand zich rot te voelen bij het gourmetstel. Daarom weren we daklozen niet met woorden, maar met architectuur. Schuin aflopende bankjes, strategisch geplaatste hekken, fonteinen die nét te nat zijn. Geen huis, maar wel een boodschap: verdwijn.


En nee, ik zeg bewust niet: wat niet weet, wat niet deert. Want veel dingen weten we wél. We weten het. Dondersgoed zelfs. Maar zolang we het maar niet zien, hoeven we er niet bij stil te staan. Geen schuld, geen verantwoordelijkheid. Netheid boven waarheid.

Precies daarom vinden zoveel mensen het ‘onprettig’ dat Wilders en Faber zeggen wat ze denken. Omdat het hun politieke wreedheid zichtbaar maakt. Omdat ze hardop uitspreken wat anderen liever subtiel houden. Want als je eenmaal hoort wat het beleid echt betekent, kun je de gevolgen niet langer verdoezelen onder beleefdheidsproza. Dan moet je kiezen: menselijkheid of masker.


En dat is misschien wel de tragiek van deze tijd: dat we zijn gaan geloven dat fatsoen iets is wat je kunt uitstralen, in plaats van iets wat je moet dóen. Dat we debatten afkappen op toon, terwijl de inhoud mensen sloopt. Dat we liever netjes de regels uitvoeren dan ons afvragen of die regels nog wel menselijk zijn. En intussen groeit de schade, groeit het onrecht, groeit de afstand tussen wie netjes mag blijven en wie het moet voelen.


Want als Wilders iets blootlegt — en dat doet hij, onbedoeld en bot — dan is het hoezeer we collectief afhankelijk zijn geworden van de illusie van beschaving. Hoeveel beleid wij verkiezen zolang het met beleefde woorden wordt omkleed. Zolang het leed maar ergens anders ligt. Buiten zicht. Buiten gevoel. Buiten verantwoordelijkheid.

Misschien is dat de ongemakkelijke waarheid waar we niet aan willen. Dat het niet Wilders is die ons systeem ondermijnt, maar dat hij het onthult. En dat het masker dat hij weigert op te zetten, het masker is dat wij niet durven afdoen.


Je kunt je afvragen: wie is hier eigenlijk onfatsoenlijk?

En belangrijker nog: durven we daar nog eerlijk op te antwoorden?



 
 
 

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page