Het spook van de middenklasse: waarom jij denkt dat je erbij hoort, maar niet beschermd wordt
- Frame out
- 12 mrt
- 6 minuten om te lezen
De middenklasse. Altijd dat heilige huisje van de politiek. Te rijk voor steun, te arm om zorgeloos te leven. De stille motor van de economie—tot er lasten verzwaard moeten worden. Dan is het opeens de melkkoe. Politici bezingen hun belang, maar negeren hen structureel. Niet per ongeluk, maar doelbewust.
Want de middenklasse, zoals die in rapporten en statistieken verschijnt, is een listige fictie. Een parapluterm die verhult hoe diep de kloof binnen deze groep eigenlijk is. Ga op zoek naar een definitie en je stuit op drie afbakeningen—allemaal even misleidend.
De OESO-definitie stelt dat je tot de middenklasse behoort als je inkomen tussen 75% en 200% van het mediaan besteedbare inkomen ligt. Een alleenstaande met €30.000 valt dan in dezelfde categorie als een tweeverdienershuishouden met €90.000. Alsof ze in hetzelfde schuitje zitten.
De percentielbenadering rekent de middelste 60% van de inkomensverdeling tot de middenklasse, met de onderste 20% als lage en de bovenste 20% als hoge inkomens. Klinkt logisch, totdat je ziet dat de modale verdiener al bóven het mediaan inkomen ligt. Het gevolg? De ‘middenklasse’ verdient grotendeels minder dan modaal.
De sociaaleconomische benadering kijkt niet alleen naar inkomen, maar ook naar factoren zoals:
Opleidingsniveau (mbo 4, hbo of hoger)
Beroepsstatus (niet tot de elite behorend, maar financieel stabiel)
Bezittingen (een eigen huis, pensioenopbouw)
Consumptiepatronen (vakantie, sparen, incidentele uitgaven)
Op papier redelijk. In de praktijk: net zo rekbaar. Een hoogopgeleide met een flexcontract en studieschuld? Middenklasse. Een praktisch geschoolde met een vast contract en een afbetaald huis? Misschien niet. Precies de rek die beleidsmakers goed uitkomt: hoog genoeg om steun te schrappen, laag genoeg om niet als ‘rijk’ te tellen.
In theorie plaatst de OESO iedereen tussen 75% en 200% van het mediaan inkomen in dezelfde categorie. Maar vertel dat maar eens aan iemand die met €30.000 per jaar worstelt met stijgende huur, zorgkosten en energierekeningen, terwijl zijn ‘middenklassegenoot’ met €90.000 een huis koopt én nog wat spaargeld overhoudt. Klinkt absurd? Dat is het ook.
Het probleem is simpel: de onderkant van de middenklasse heeft meer gemeen met de lage inkomens dan met de bovenkant. Maar in plaats van dat te erkennen, worden ze structureel tegen elkaar uitgespeeld.De bovenkant van de middenklasse lijkt financieel comfortabel, maar hoe verhouden zij zich tot de echte topinkomens? De top 1% van Nederland verdient ongeveer 10% van het nationale inkomen, voornamelijk uit vermogen. Dit suggereert dat zelfs de bovenste middenklasse relatief bescheiden middelen heeft in vergelijking met de superrijken.
De percentielbenadering? Zelfde truc. Omdat het modale inkomen boven het mediaan inkomen ligt, verdient de meerderheid van deze ‘middenklasse’ eigenlijk minder dan modaal. Statistisch vallen ze in het midden, maar financieel zitten ze veel dichter bij de lage inkomens. Gevolg? Nauwelijks steun, afbrokkelende koopkracht en een handige illusie waarmee ongelijkheid wordt weggemasseerd.
En alsof dat nog niet genoeg is, wordt de middenklasse ook nog eens tegen zichzelf uitgespeeld. De kwetsbare middenklasse—die nét rondkomt, nét te veel verdient voor toeslagen, maar geen financiële ademruimte heeft—wordt constant opgezet tegen de allerarmsten.
“Waarom krijgt die bijstandsmoeder wél een huurtoeslag en jij niet?”
“Waarom betaal jij mee aan hogere zorgtoeslagen?”
Een briljante afleidingsmanoeuvre. Frustratie wordt netjes naar beneden gekanaliseerd, in plaats van naar het systeem dat de lasten structureel verschuift naar de midden- en lagere inkomens. Beleidskeuzes versterken deze ongelijkheid.
Belastingontwijking door multinationals en de superrijken speelt hierbij een doorslaggevende rol. Terwijl de middenklasse via loonbelasting en BTW een groot deel van de overheidsinkomsten opbrengt, sluizen multinationals en miljonairs hun vermogen weg via belastingparadijzen. Nederland zelf fungeert als doorstroomland voor miljarden euro’s aan belastingontwijkende constructies. Politieke lobby’s zorgen ervoor dat deze mazen in de wet blijven bestaan, terwijl lastenverzwaringen keer op keer de middenklasse treffen.
De hoogste inkomensgroepen betalen relatief minder belasting dan de groep daar net onder, doordat hun inkomen grotendeels uit bedrijfswinsten bestaat. Daarnaast hebben belastingvoordelen voor huizenbezitters en de flexibilisering van de arbeidsmarkt de financiële zekerheid van de middenklasse ondermijnd.
Het is niets meer dan een statistische goocheltruc. Rond de 60 procent van de maatschappij krijgt een rad voor ogen gedraaid—en laat dat nu nét genoeg zijn om fundamentele hervormingen te blokkeren. Ondertussen worstelt de bovenkant van de middenklasse óók met stijgende lasten, torenhoge huizenprijzen en een moordende werkdruk. Maar wat gebeurt er? Ze worden weggezet als ‘de welgestelden.’ Mensen die ‘geen recht van klagen’ hebben. En zo houdt de politiek zichzelf comfortabel buiten schot.
De middenklasse in westerse landen krimpt. Waar een stabiel inkomen en een zekere toekomst ooit vanzelfsprekend waren, is dat nu allang niet meer. Deze trend is niet uniek voor Nederland. In Duitsland groeit de groep werkende armen ondanks een sterke economie, en in Frankrijk leidt de afnemende koopkracht van de middenklasse tot sociale onrust, zoals de 'gele hesjes'-beweging. Zelfs in Scandinavië, bekend om herverdeling, staat de middenklasse onder druk door neoliberaal beleid.
In het VK is de inkomensvolatiliteit het hoogst van alle OESO-landen en is de kans om in armoede te belanden bijna twee keer zo groot als gemiddeld. Ook in Nederland verschuiven de verhoudingen. De inkomensongelijkheid blijft relatief laag, maar de vermogenskloof groeit gestaag. Tegelijkertijd voelen steeds minder mensen zich middenklasse. In het VK herkent slechts 42% zich erin, terwijl dat percentage in Nederland en Noord-Europa nog rond de 80% ligt. Dat is precies het punt van het middenklasse-frame: het is niet relevant of je daadwerkelijk beschermd wordt, zolang je dénkt dat je erbij hoort.
Neem het CBS-rapport "Materiële welvaart in Nederland 2024 analyseert de inkomensverdeling, koopkracht en economische ongelijkheid in Nederland. In 2022 bedroeg het gemiddeld bruto-inkomen per huishouden €82.100, waarvan 79% afkomstig was uit arbeid en vermogen, en 21% uit uitkeringen. De inkomensverdeling toont significante verschillen: de mediaan (het middelste inkomen) lag op €31.600, terwijl het gemiddelde door hoge topinkomens op €35.400 lag.
De cijfers liegen er niet om:
Het gemiddelde bruto-inkomen per huishouden in 2022 bedroeg €82.100, maar de mediaan lag op slechts €31.600. De topinkomens trekken het gemiddelde omhoog, terwijl de meeste huishoudens daar ver onder blijven.
38% van het bruto-inkomen verdwijnt in belastingen en premies, wat resulteert in een gemiddeld besteedbaar inkomen van €50.900 per huishouden.
Regionale verschillen zijn enorm: Bloemendaal scoort het hoogste gemiddelde inkomen (€74.300), terwijl studenten- en oude industriesteden zoals Wageningen en Heerlen het laagst scoren (~€27.400).
Ondanks gestegen inkomens sinds 1977 daalde de koopkracht in 2022 door inflatie. Ondernemers verdienen gemiddeld meer dan werknemers, maar met grotere inkomensverschillen. Jongeren leunen steeds meer op arbeid en sociale voorzieningen, terwijl ouderen grotendeels afhankelijk zijn van pensioen.
De jongere generatie wordt structureel benadeeld binnen de middenklasse. Terwijl oudere generaties profiteerden van gunstige pensioenregelingen en betaalbare woningprijzen, worden jonge werkenden geconfronteerd met stijgende huren, flexibele contracten en een onbetaalbare koopmarkt. Dit leidt tot een groeiende frustratie en het gevoel dat de ‘sociale belofte’ van de middenklasse—hard werken leidt tot vooruitgang—niet langer geldt.
De hoogste inkomensgroepen blijven opvallend buiten schot. De bedrijfswinsten blijven stijgen en lonen blijven achter, inflatie loopt op. Een vicieuze cirkel waarin werkenden de prijs betalen. Maar in plaats van structurele loonsverhogingen kiest de overheid voor belastingkortingen en toeslagen—een pleister op een gapende wond. De lasten worden naar beneden gedrukt, de voordelen naar boven.
De middenklasse betaalt. De top incasseert. Dit is geen toeval. Het huidige systeem legt de zwaarste druk op midden- en lagere inkomens, terwijl de hoogste inkomens relatief gespaard blijven. De groep die de economie draaiende houdt, krijgt de rekening. De groep die erop teert, blijft buiten schot.
En ondertussen groeit de kloof
De top 1% bezit een kwart van al het vermogen.
De onderste 60% heeft vrijwel niets.
Dit is geen economische wetmatigheid. Dit is beleid. Dit ondermijnt kansen, vertrouwen en sociale mobiliteit. Daarnaast speelt schuld een cruciale rol in de vermogensongelijkheid. Ongeveer de helft van de huishoudens had in 2022 een hypotheekschuld, wat 83% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. Studieschulden kwamen voor bij 17% van de huishoudens.
Huurders, die vaak minder vermogen hebben, besteden een groter deel van hun inkomen aan woonlasten, wat hun financiële kwetsbaarheid vergroot. Herverdeling via belastingen dempt de klap, maar zonder eerlijke lonen en gelijke kansen blijft het dweilen met de kraan open.
Ongelijkheid is geen natuurwet. Het is een keuze. Zonder eerlijke lonen en gelijke kansen blijft het dweilen met de kraan open. Het is tijd voor een fundamentele heroverweging van onze economische en sociale structuren. Welke kant kiest Nederland?
Bronnen in de tekst
Extra naslagwerk:
Comments