Lullen als Bregman: Samen deugend het glazen plafond poetsen
- Frame out
- 2 apr
- 9 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 3 apr
Na wat doomscrollen op Bluesky zag ik een Rutger Bregman-tweet. En ineens wist ik weer waarom die gozer een talent heeft voor het onder mijn huid kruipen — met chirurgische precisie en TED Talk-glimlach. Bert Brussen had gewoon gelijk over je. Snap je wel dat ‘deugen’ ooit een progressieve term was, bedoeld voor types zoals jij? Dat rechts ’m later kaapte om iedereen met moreel besef verdacht te maken, is weer een ander verhaal — daar kom ik nog op terug.
Die tweet is één groot hondenfluitconcert:
AOC-stijl economic populism, zegt hij — maar dan zonder die ‘ideologische franje’. Geen “degrowth blabla,” geen “anti-kapitalisme,” gewoon sociaal-democratie zoals grootvader het nog durfde dromen. Oftewel: handen af van mijn centen, Alexandria. Alleen de privileges van anderen bedreigen.
Shor-style popularism. Dat wil zeggen: brood en spelen voor iedereen, zolang ze maar geen systeemkritiek ontwikkelen. Geef ze goedkope kinderopvang, maar hou ze uit de vakbond.
Culturele ruk naar het midden. Minder migratie, minder identiteit, minder taalpolitiek. Meer agenten, minder activisme. ‘Reclaim patriotism’, zegt hij, terwijl er op dit moment mensen in de VS in detentiekampen zitten of geboeid op het vliegtuig worden gezet. Hij zegt niet: ‘stop deportaties’. Hij zegt: ‘doe wat rustiger over migratie.’ Hondenfluitje. Net luid genoeg voor wie het wil horen.
YIMBY-gebazel. Procedures aan de kant, “shovels in the ground”, roepen ze dan. En ineens staan er caravans op het grasveld met een bordje Betaalbare Tiny Homes – vanaf €850 per maand excl. water en stroom.
Bouw een grote tent. Iedereen welkom, zolang je maar tegen Trump bent. Kritiekloos meedraaien in politiegeweld? Gaat-ie niks van zeggen. Deportatiebeleid overnemen van rechts? Geen probleem, als het maar ‘competent’ gebeurt.
Wat Bregman doet, is strategische vaagheid. Fluwelen retoriek die schuurt tegen de retoriek van rechts, maar net genoeg morele cachet houdt om applaus van links te blijven krijgen. Een feel-good façade, waar hij eigenlijk niks verkeerds zegt op het blote oog. Net als J.K. Rowling die zegt: “kleed je zoals je wil,” maar insinueert dat gender een soort kostuum is. Net als de makelaar die zegt dat “veel democraten” in deze buurt wonen — wetende dat dat Amerikaanse code is voor: hier wonen zwarte mensen. Wat Bregman verkoopt is geen analyse, maar moreel bubble wrap. Een veilige versie van verandering — vacuümverpakt, geurloos, met de verzachtende geur van een tussenjaar in Oxford.
En ondertussen worden de diversiteitsquota vrolijk ingevuld — met vrouwen, queer mensen, mensen van kleur — in de onderlaag van bedrijven, in de zichtbare schil, op LinkedIn en in campagnes. Maar kijk in de bestuurskamer, de raad van toezicht, de C-suite: daar blijft het eentonig qua representatie. Uit onderzoek van Management Scope blijkt dat vrouwen nauwelijks doorstoten naar de top, en volgens het FD heeft minder dan één op de twintig bestuurders een migratieachtergrond. Transmensen zijn al helemaal afwezig aan de top: zij zijn volgens het College voor de Rechten van de Mens vaker werkloos, werken onder hun niveau en worden structureel buitengesloten. Diversiteit is welkom — zolang ze onderaan begint. Zolang ze kleur geeft aan campagnes, maar niet aan controle. De macht blijft blank, cis en onwrikbaar als een bestuurskamerstoel van eikenhout. Representatie? Alleen als het op papier past.
Kortom: figuren als Bert Brussen hadden gelijk over zijn huichelarij. Jouw boek De meeste mensen deugen is geen weerwoord op rechts, maar de vleesgeworden bevestiging van hun gelijk: dat progressieven liever gladjes manipuleren dan oprecht confronteren. In plaats van macht te analyseren of systemen te slopen, sust Bregman zijn lezers in moreel comfort. Je hoeft niets te doen, behalve zijn boek kopen — dan draag je al bij. Geen strijd, maar sympathie. Geen politiek, maar TED Talk humanisme. LinkedIn-activisme met een fairtrade-smaakje. Het is een soort hapklare AKO-ideologie, waar je selectief lekker vibet op Martin Luther King: I have a dream, maar dan zonder de kritiek op the white moderates zoals hijzelf. Straks herinner je nog dat King een echte socialist was.
En intussen probeert James Bartholomew , van de Reform Party en het meeroudige belastingverlagingenclubje, schaamteloos krediet te pakken voor een term die hij in 2015 zogenaamd zou hebben bedacht — virtue signalling. In The Guardian stond in 2004 al dat virtue signalling — moraal als zelfreclame — allang was gekaapt door de mensen die er zogenaamd tegen waren. Bartholomew mag z’n zijn moreel verheven bruine drek intrekken.
Academici zagen het aankomen. Evolutionair psycholoog Tadeg Quillien beschreef virtue signalling als een evolutionair voordeel: het laat zien dat je betrouwbaar bent, maar wordt al snel een performatief ritueel. Evolutionair Antroproloog Lee Cronk behandeld in zijn paper (1994) ‘Evolutionary Theories of Morality and the Manipulative Use of Signals,’ dat morele uitspraken manipulatieve signalen kunnen zijn, ontworpen om anderen voor jouw karretje te spannen. Hoe luider de preek, hoe groter de kans op eigenbelang. En ook recent fileert hij het zero-sum denken van Trumpiaanse snit: “we live in one in which we play positive-sum games pretty much every day.”“we live in one in which we play positive-sum games pretty much every day.” Dat hij niet in het kamp zit van de reactionaire rotzakken, lijkt daarmee wel duidelijk.
Joyce Brekelmans wijst erop dat virtue signalling door rechts tot cultuurbom is gebombardeerd, juist omdat het moreel protest reduceert tot persoonlijk narcisme. Alison Bailey noemt dit 'privileged identity work' — het werk dat dominante groepen doen om kritiek op ongelijkheid van zich af te schudden. Als witte mensen bijvoorbeeld Black Lives Matter steunen, maar vooral benadrukken hoe goed hún bedoelingen zijn, dan wordt antiracisme een vorm van wit zelfmanagement. Sara Ahmed spreekt hier van 'non-performative speech acts': uitspraken als “we zijn inclusief” die vooral dienen om kritiek te neutraliseren, niet om iets te veranderen.
We kunnen het Theo van Gogh niet meer vragen, maar het is zeker niet onaannemelijk dat analyses zoals die van Lee Cronk zijn kruistocht tegen de “linkse kerk” voedden. Voor Van Gogh was idealisme gewoon schijnheiligheid. Als prediker van het nihilisme geloofde hij heilig in niets — behalve in de hypocrisie van zijn tegenstanders. Dan moet je natuurlijk aankaarten, hoe ‘de wereld overzichtelijk is als je kijkt met de bril van die linkse vrome pastorie.’ Hoewel hij zelf de term niet heeft bedacht, heeft hij meermaals op De Gezonde Roker het fenomeen op zijn eigen wijze aangekaart.
De twijfelachtige eer van het introduceren van “deugen” als scheldwoord gaat naar het complexe fenomeen genaamd Jurriaan Maessen, voormalig Infowars-schrijver en tot en met 2020 TPO’s wappiebasher, die als eerste het angelsaksische “virtue signalling” vertaalde naar “deugpronken” in 2016 in context met progressief christendom. Ooit zat hij tot zijn ellebogen in de complotten — van chemtrails tot Agenda 21 — maar wist zich los te weken uit die ondergrondse wereld, om vervolgens bij TPO met dezelfde wantrouwige blik al het linkse activisme te framen als morele hysterie. Zijn breuk met de complotwereld verdient erkenning, maar wie denkt dat hij het wantrouwen heeft afgelegd, vergist zich: bij TPO recycleert hij zijn argwaan nu in seculiere vorm, gericht op klimaatmarsen, woke-taal en elke vorm van moreel ongemak.
Hoewel activisme op deze manier in een kwaad daglicht staat, moeten wij wel kritiek hebben op activisme dat vooral voor het eigen imago is. Een pijnlijk voorbeeld daarvan waren de zwarte vierkantjes die tijdens de Black Lives Matter-protesten in 2020 massaal op Instagram verschenen. Onder het mom van solidariteit postten miljoenen mensen een zwart vlak — vaak zonder context, zonder inhoud, zonder actie. Het algoritme raakte oververzadigd, echte informatie werd weggedrukt, en het werd algauw een digitale rouwadvertentie voor het geweten van witte influencers.Performative allyship in optima forma: geen barricade, geen boycott, alleen een zwart vierkantje. Morele betrokkenheid als screensaver — netjes, glad, en vanzelf weer verdwenen.
Regenbooglogo’s, Pride-collecties, socialmediaposts—elk jaar claimden bedrijven progressieve idealen. Maar zodra het ongemakkelijk werd? Weg ermee. BMW omarmde Pride—maar niet overal. In het Westen kreeg het logo regenboogkleuren, in het Midden-Oosten bleef het strak zwart-wit. Waarom? ‘Marktgebonden regelgeving en cultuur.’ Ook de Britse pagina sloeg de regenboog over, terwijl Japan wél meedeed. Virtue signalling? Absoluut. Niet alleen bedrijven deden mee aan het spel. Kiza Magendane wees op de witte kieslijst van D66, terwijl de partij zich als progressief profileerde.
“Geen enkele biculturele Nederlander in de top 10,” schreef hij op Joop. Technisch onjuist—Vera Bergkamp stond op plek 6. Maar begrijpelijke fout, aangezien Bergkamp haar vaders naam ingewisseld had voor die van haar Nederlandse moeder, omdat die ‘makkelijker uit te spreken’ was. Toeval? Misschien. Maar als 25% van de Nederlanders een migratieachtergrond heeft, zou je op z’n minst twee kandidaten in de top 10 verwachten. Niet om kleuren te tellen, maar het volk te vertegenwoordigen.
Hoewel activisme op deze manier in een kwaad daglicht staat, moeten wij wel kritiek hebben op activisme dat vooral voor het eigen imago is. Dr. Shadee Malaklou schetst in 2023 Bell Hooks als een denker die niets moest hebben van online borstklopperij en hol activisme. Hooks waarschuwde voor de manier waarop sociale media “virtue-signal plucking and retweeting” normaliseren, en hoe platforms als Black Twitter daardoor hun radicale potentie verloren. Hooks zette geen morele gebaren weg als deugpronkerij, ze eiste juist dat liefde en rechtvaardigheid samen moesten marcheren, zonder cynisme van Theo van Gogh. Zij was juist behoorlijk woke en juist woke op de manier zoals het altijd was bedoeld.
We kunnen concluderen dat er een vertroebeling heeft plaatsgevonden. Ja, rechts heeft het publieke altruïsme verdacht weten te maken — elke uiting van moreel besef werd weggezet als aanstellerij of hypocrisie. Maar dat betekent niet dat er geen terechte kritiek mogelijk is. Het feit dat rechts het debat heeft vergiftigd, ontslaat links niet van de plicht om zichzelf te bevragen. Want wat doe je als mensen zich als farizeeërs in het openbaar staan te bidden — luid, zichtbaar, moreel verheven — terwijl ze ondertussen hun eigen achterban voor de bus gooien? Daardoor is het ook niet heel verwonderlijk dat Pim Fortuyn en Theo van Gogh opkwamen in een tijd dat de PvdA haar ideologische veren aan het afschudden was, zoals Bregman probeert in die tweet.
Toch is het goed te onthouden dat het jargon van rechts zelf allesbehalve neutraal is. Deugen, virtue signalling — relatief onschuldige termen die soms raak zijn, zolang ze niet worden misbruikt als universele verdachtmaking. Want dan is het geen kritiek meer, maar cynisch gewin: kapitaal slaan uit morele vermoeidheid, terwijl je zelf ook gewoon een agenda hebt. Laten we nu dieper ingaan op een verdachtmaking die wat minder onschuldig is, namelijk de Gutmensch.
Gutmensch, zoals we het nu kennen, begon als ironische typering in een Forbes-artikel (1985), waarin Franz Steinkühler, destijds tweede voorzitter van de Duitse vakbond IG Metall, in de zeik werd gezet — werd gecanoniseerd door Bittermanns Wörterbuch des Gutmenschen (1994) en groeide uit tot een reactionair scheldwoord. Hoewel wij normies voor reactionair rechts dit woord nooit cynisch hebben geïnterpreteerd, had de term al een zeer duister verleden. In Der Stürmer Nr.37 (september 1941) beschrijft Julius Streicher de Gutmensch als naïeve, moreel verblinde medestander van het Joodse wereldcomplot—een vroege, giftige voorloper van het latere politieke scheldwoord.
En als je dan denkt dat het niet giftiger kan, blijkt dat het beeld van de Gutmensch als moreel verblind, cultureel ondermijnend type ook buiten de Duitse grenzen zijn echo’s heeft gevonden. In Frankrijk werd tijdens de nazi-bezetting een bijna identieke karikatuur geëtaleerd: de ‘bon Français’ — zogenaamd fatsoenlijk, maar in werkelijkheid een verrader van de natie, een handlanger van joods-kommunistische ondermijning. In spotprenten werd hij afgebeeld als laf, week en goedgelovig — een cultuurversie van het Darwineske falen. Een voorloper van onze “linkse hobby’s,” zeg maar.
GeenStijl lijkt de term ‘Gutmensch’ voor het eerst te hebben opgepikt in 2009, vermoedelijk niet volledig uit onwetendheid, maar juist als vileine knipoog naar het Duitse debat over moralisme. GeenStijl is zelden subtiel, maar des te vaker strategisch: hun taalgebruik is doorspekt met culturele verwijzingen, ironie en cynisme, en het overnemen van ‘Gutmensch’ – een term die in Duitsland al decennia functioneert als retorisch wapen tegen linksige correctheid – past naadloos in hun ideologische register. De term werd onderdeel van hun stilistische gereedschapskist, waarmee ze deugpronkers, linksmensen en medemenselijkheid in één beweging konden ridiculiseren. Of het nu historisch beladen is of niet: voor GeenStijl is het bruikbaar, en daarmee legitiem.
We moeten onszelf dus niet alleen afvragen wie er deugt, maar ook wie er verdient aan het diskwalificeren van deugd. Want achter elk retorisch gifwolkje over ‘virtue signalling’ en ‘Gutmensch’ schuilt een ideologische manoeuvre: het ontmantelen van publieke moraal door haar te caricatureren als marketing. Het ironiseren van engagement, het ridiculiseren van rechtvaardigheid. En ja, links moet zichzelf bevragen — op hypocrisie, op PR-politiek, op morele zelfverheerlijking. Maar dat mag nooit uitmonden in zelfhaat. Want als je alleen nog mag deugen als het perfect en puur is, wint het cynisme altijd.
Toch gaat het uiteindelijk niet om het deugen zelf. Niet om luidruchtig bidden op de straathoek, maar om het monnikenwerk achter gesloten deuren. Om het organiseren, structureren, mobiliseren van macht buiten de spotlights, buiten het algoritme, buiten het bereik van de ironische meme en de glassige smile van LinkedIn. Niet om het perfecte statement met gecureerde typografie, maar om het onvolmaakte systeemverzet dat niemand liked, maar dat wél iets breekt. Want zolang morele overtuiging wordt omgesmolten tot persoonlijke branding, blijft systeemverandering een bijlage bij de nieuwsbrief van de status quo. We hebben geen behoefte aan nog meer morele window dressing met een mediaplan, maar aan sabotage in Excel, organisatorische obstructie en verzet. Dus ja, Rutger, misschien ‘deugen’ de meeste mensen. Maar dat is niet het punt. De vraag is: wie organiseert er wanneer niemand kijkt — en wacht even! Zie ik jou nu het glazen plafond lappen met een klimaatneutrale poetsdoek?
Comments