top of page
Zoeken

Solidariteit werkt, totdat je het vergeet

  • Foto van schrijver: Frame out
    Frame out
  • 7 mrt
  • 8 minuten om te lezen

De Derde Weg verkocht zich als de toekomst, maar bleek gewoon de zoveelste uitverkoop. Bill Clinton, Wim Kok en Tony Blair deden het met een glimlach: privatiseren, marktwerking, sociale voorzieningen afbreken, en ondertussen doen alsof ze progressief bezig waren. Anthony Giddens mocht de ideologische saus leveren. Solidariteit werd ‘individuele verantwoordelijkheid’, ongelijkheid werd ‘vooruitgang.’ Dit liet extreemrechts de ruimte om zich als enige oppositie tegen de elite te profileren.


In mijn vorige stuk beargumenteerde ik hoe het neoliberalisme, door de tegenmacht van het bedrijfsleven uit te hollen, Extreemrechts de ruimte gaf om hetzelfde te doen met de politieke tegenmacht. Ook kwam naar voren hoe in de westerse wereld De Derde Weg de sociaaldemocratie de nek omdraaide. Curtis Atkins schreef erover, dat de Derde weg slechts een verschuiving naar neoliberalisme is, waarbij traditionele linkse waarden werden afgezwakt. 


Toen kwam de financiële crisis, en ineens bleek hoe eenzijdig al dat marktdenken was. Solidariteit? Wegbezuinigd. De vrije markt? Ineens niet zo heilig meer toen ABN AMRO werd opgesplitst en ING Groep en SNS Reaal miljarden kregen toegestopt. VVD en PvdA beloofden beterschap, maar de bonussen kwamen terug, de deurwaarders klopten aan bij gewone burgers, en de banken kregen staatssteun. Dit zorgde voor een gepassioneerde woede.


Occupy Wall Street:

Maar het solidariteitsprincipe van de jaren ’70 was nog niet dood. September 2011, Zuccotti Park: Occupy barst los. Jong, hoogopgeleid, werkloos. Woedend. Banken, multinationals, falende politiek—alles ligt onder vuur. “Wij zijn de 99%,” roepen ze. Eén procent bezit bijna de helft van de rijkdom, de rest mag vechten om de kruimels. Een sit-in wordt een wereldwijde beweging. Maar de macht? Die bleef onaangetast.


Geïnspireerd door de Arabische Lente, de Indignados in Spanje en de Israëlische #J14-protesten verspreidt Occupy zich als een lopend vuurtje. Twitter en Facebook fungeren als megafoon, bloggers als eigen pers. In 1.500 steden verrezen tentenkampen—geen leiders, geen vast eisenpakket, alleen een boodschap: ongelijkheid is structureel. De kampen werden mini-samenlevingen. Radicale inspraak. Horizontale democratie. Overal dezelfde vraag: als de vrije markt zo fantastisch is, waarom redden overheden dan alleen banken?


Ook in Nederland kreeg Occupy aandacht. Kranten, talkshows, columns. 85% kende de beweging, maar slechts 28% steunde haar. De rest? 41% neutraal, 21% negatief. Wel vond een meerderheid dat de welvaart eerlijker verdeeld moest worden, banken strenger gecontroleerd moesten worden, en marktwerking in de zorg was doorgeslagen. Maar een beweging zonder plan is als een schip zonder roer.


Occupy’s kracht bleek haar zwakte. Waar in de VS politieknuppels de beweging o.a. de nek omdraaide, was het in Nederland anders. Op het Beursplein in Amsterdam groeiden de tentenkampen uit tot een rommeltje. Burgemeester Eberhard van der Laan was eerst redelijk pragmatisch, maar had er uiteindelijk genoeg van. Overlast, brandgevaar, daklozen die zich aansloten. De Raad van State gaf hem gelijk. Ontruiming. Wat begon als een opstand tegen ongelijkheid eindigde als een paar activisten op een verlaten plein. Geen leiders, geen eisen—dus geen toekomst.


SP neemt deels de spirit van Occupy over:

De Socialistische Partij ging de verkiezingen van 2012 in met het programma Nieuw Vertrouwen. De kern: Nederland zat niet door pech in de crisis, maar door politieke keuzes. Marktfetisjisme en bezuinigingen hadden de ongelijkheid vergroot, publieke voorzieningen uitgehold en het vertrouwen in de politiek gesloopt. De SP had een helder verhaal: minder macht voor banken en multinationals, meer investeren in zorg, onderwijs en werkgelegenheid, en de sterkste schouders moesten eindelijk eens de zwaarste lasten gaan dragen.


Een socialer en menselijker Nederland, dat was de belofte. Geen marktwerking in de zorg, een lager of afgeschaft eigen risico, de AOW-leeftijd op 65 houden. Banken reguleren, huurders beschermen, de studiefinanciering behouden. Besturen voor de burger, niet voor de elite. En de tijd leek rijp: Occupy had het systeem blootgelegd, de sociaaldemocratie was verbrand door haar eigen verraad, en de SP had de wind in de rug.


In januari 2012 stond de partij op 32 zetels in de peilingen. De grootste van het land. Tijdens de campagne groeide die verwachting zelfs naar 38 zetels. Een linkse doorbraak leek onvermijdelijk. Maar op 12 september volgde de harde realiteit: 15 zetels—precies hetzelfde als vier jaar eerder. De droom spat uiteen.


Wat ging er mis? Emile Roemer struikelde in de debatten. In een clash over de eigen bijdrage in de zorg zette Mark Rutte hem klem. Roemer haperde, herpakte zich niet, en het moment bleef plakken. Eén fout kan fataal zijn, als de media bloed ruiken. En dat deden ze. Hoe goed je programma ook is, als je niet uit je woorden komt, ga je nat.


Terwijl de SP wegzakte, steeg de Partij van de Arbeid. Diederik Samsom rook zijn kans, domineerde de debatten en groeide naar 38 zetels. Strategische kiezers kozen massaal PvdA om de VVD buiten de deur te houden. Tevergeefs. Want de partij die vier jaar eerder belastinggeld naar de banken had doorgesluisd, sloot doodleuk weer een coalitie met Rutte. De PvdA had nog steeds geen afstand gedaan van de Derde Weg.


En zo bleef alles bij het oude. Occupy verdween. De SP greep mis. De PvdA won, maar leverde zich uit aan de VVD. Mark Rutte regeerde vrolijk door. De banken hielden hun bonussen. De ongelijkheid groeide met de onvrede mee. De linkse doorbraak, die even tastbaar leek, werd in de kiem gesmoord—door slechte debatten, strategisch stemgedrag, en de taaiheid van een systeem dat zichzelf altijd weet te redden. Zo werd het laatste restje solidariteit verder uitgehold.


Het nihilisme van Theo van Gogh vraagt de ruimte op:

Occupy had nog sympathie, maar op Tumblr doken de eerste parodieën al op: social justice warriors (SJW). Ooit een geuzennaam, later een internetmeme, uiteindelijk een scheldwoord. De geest van Theo van Gogh, die “deuger” tot scheldwoord maakte, reisde via internet de wereld rond en piekte in 2014. Gamergate gaf SJW’s definitief vleugels als karikatuur: progressieve stemmen in gaming werden neergezet als dogmatische moraalridders. In 2015 belandde de term zelfs in Oxford Dictionaries—een bliksemafleider in de bredere cultuurstrijd over politieke correctheid.


Terwijl online een anti-progressieve scene opkwam, met figuren als Carl Benjamin, Milo Yiannopoulos en Steve Bannon, gebeurde er iets anders in de instituties. Sociale rechtvaardigheidsbewegingen explodeerden: MeToo, Black Lives Matter, groeiend LGBTQ-activisme. Universiteiten en corporate HR-afdelingen omarmden diversiteit en inclusie. Soms oprecht, soms puur voor de bühne.


Regenbooglogo’s, Pride-collecties, socialmediaposts—elk jaar claimden bedrijven progressieve idealen. Maar zodra het ongemakkelijk werd? Weg ermee. BMW omarmde Pride—maar niet overal. In het Westen kreeg het logo regenboogkleuren, in het Midden-Oosten bleef het strak zwart-wit. Waarom? ‘Marktgebonden regelgeving en cultuur.’ Ook de Britse pagina sloeg de regenboog over, terwijl Japan wél meedeed. Virtue signalling? Absoluut.


Niet alleen bedrijven deden mee aan het spel. Kiza Magendane wees op de witte kieslijst van D66, terwijl de partij zich als progressief profileerde. “Geen enkele biculturele Nederlander in de top 10,” schreef hij op Joop. Technisch onjuist—Vera Bergkamp stond op plek 6. Maar een begrijpelijke fout, aangezien Bergkamp haar vaders naam had ingewisseld voor die van haar Nederlandse moeder, omdat die ‘makkelijker uit te spreken’ was. Toeval? Misschien. Maar als 25% van de Nederlanders een migratieachtergrond heeft, zou je op z’n minst twee kandidaten in de top 10 verwachten. Niet om kleuren te tellen, maar het volk te vertegenwoordigen.


En toch was het rechts dat zich als underdog presenteerde. De grote bedrijven en de elite? Die steunden links, riepen ze. Ondertussen verdienden rechtse YouTubers als Carl Benjamin een fortuin met video's over ‘progressieve hypocrisie’. En ja, soms zat daar een punt tussen. Maar het ging nooit alleen om hypocrisie blootleggen—het ging om links tegen elkaar uitspelen. Wie is het slachtoffer? Wie heeft de hoogste morele claim? Infighting was niet nodig, zolang er genoeg fragmenten waren om een narratief te bouwen. Wat begon als conservatieve kritiek, groeide uit tot een extreemrechtse en christelijk-nationalistische beweging.


In Nederland zagen we hetzelfde. Forum voor Democratie en de PVV presenteren zich als de stem van de gewone Nederlander tegen een arrogante, linkse elite. Met termen als “partijkartel” en “nepparlement” claimen ze anti-establishment te zijn, terwijl ze nationalisme en sociaal-economisch protectionisme combineren. Geert Wilders belooft een ‘sociaal programma’—maar alleen voor ‘eigen mensen’. Geen immigratie, geen EU, wél koopkrachtverbetering. Thierry Baudet leek eerst intellectueler, maar schoof steeds dichter naar Wilders. En de strategie werkt: hun kiezers voelen zich eindelijk gehoord.


De pijnlijke ironie? Extreemrechts zwemt in geld. Rijke donateurs, schimmige staatsfondsen, buitenlandse inmenging. Forum voor Democratie werd herhaaldelijk gelinkt aan Russische netwerken. De PVV profiteerde jarenlang van Amerikaanse donaties. En terwijl Wilders beweert voor de gewone Nederlander op te komen, worden zijn juridische kosten gedekt door een miljardair met dubieuze connecties. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa vinden extreemrechtse partijen hun financiële steun niet onder het volk, maar in de hoogste kringen.


Waarom werkte dit frame zo goed? Omdat het solidariteitsprincipe al jarenlang werd uitgehold. In de jaren ’70 was links óók hartstikke woke—en succesvol. Waarom? Solidariteit. Door solidariteit groeiden al die minderheden uit tot één grote volksbeweging. Niemand vond het een probleem als het eens over vrouwenrechten, racisme of homofobie ging naast het minimumloon. Want men wist: we staan samen sterk.


Dat vertrouwen is door de jaren heen afgebrokkeld. Niet alleen door vijandige campagnes van rechts, maar ook door links zelf. Verraad aan de kiezer. Beloften gebroken. Idealistische woorden, gevolgd door pragmatische deals. De slagkracht verdween. En ondertussen werd links óók nog eens weggezet als de nieuwe elite. Solidariteit maakte plaats voor wantrouwen. En waar wantrouwen groeit, wint extreemrechts.


Hoe doorbreken wij dit succesvolle frame?

Waarom terugkijken op wat links verloren heeft? Omdat het de enige manier is om terug te pakken wat ons is afgepakt. Niet om te treuren, maar om te leren. Links verloor niet omdat het ‘te woke’ werd. Links verloor omdat het solidariteit verloor—de lijm die al die bewegingen samenhield. Arbeiders, feministen, antiracisten: ze vochten ooit zij aan zij. Je streed niet alleen voor je eigen rechten, maar ook voor die van een ander, omdat je wist: onze strijd is collectief.


Maar ergens is die band gebroken. Niet toevallig. Rechts speelde het slim. Hamerde op tegenstellingen, vergrootte verschillen uit, riep ‘hypocrisie’ zodra progressieven niet perfect waren. En het werkte, omdat links het liet gebeuren.


Links koos ervoor om zich in te laten met de Derde Weg. Markten zouden eerlijker werken, bedrijven zouden ‘verantwoordelijk’ handelen, en als we maar ‘redelijk’ bleven, zou de wereld vanzelf veranderen. Spoiler: dat gebeurde niet. De vakbonden verzwakten, de sociale zekerheid werd uitgekleed en linkse partijen werden bestuurspartijen—vertrouwd door de elite, maar niet langer door hun eigen achterban.


Occupy zag het goed, maar speelde het slecht. De beweging had het juiste verhaal: ongelijkheid is structureel, de markt lost het niet op, en de 1% blijft zichzelf verrijken. Maar zonder leiderschap, zonder eisen, zonder strategie verdween Occupy net zo snel als het opkwam. Een waarschuwing voor links. Woede zonder richting verandert niets.


Dus wat dan wel? Niet alleen wijzen op wat misgaat, maar ook: hoe gaan we het oplossen? Sociaaleconomisch linkse ideeën zijn populair. Heel populair. Mensen willen een stop op absurde huurprijzen. Een einde aan marktwerking in de zorg. Hogere belastingen voor de rijken. Maar links slaagt er niet in om die ideeën te vertalen naar politieke kracht.


Wil links weer winnen? Dan moet het terug naar de kern.

  • Terug naar de buurten, de werkplekken, de vakbonden. Niet om te polsen hoe mensen zich voelen, maar om samen te vechten voor concrete verbeteringen.

  • Duidelijke strijdpunten. Geen abstracte praat over ‘rechtvaardigheid’, maar: huurverlaging, afschaffen eigen risico, minimumloon omhoog, energiebedrijven in publieke handen.

  • Samenwerken in plaats van versplinteren. Geen egospelletjes, geen ‘wij zijn net iets linkser dan zij’. Gewoon: samen winnen.


Links moet stoppen met reageren op rechtse frames en weer zelf de agenda bepalen. Geen valse tegenstelling tussen woke en werkend Nederland, geen identiteitsstrijd versus economie. De echte tegenstelling is zij die het kapitaal verdedigen, en zij die voor de meerderheid opkomen. Rechts weet het. Ze zijn als de dood dat links zich herpakt. Dat links de lessen trekt, zichzelf hervindt, en weer een serieuze machtsfactor wordt. Laat die angst terecht zijn.




Neoliberalisme en Extreemrechts:

Bankencrisis:

Occupy Wall Street:

SP:

Social Justice Warriors:

FVD en PVV:

Geldstromen extreemrechts:

Links was altijd al woke:








Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page